ECLI:NL:CRVB:2014:1512
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag zelfstandige in de taxibranche
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een taxichauffeur, had bijstand aangevraagd op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004) voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en bedrijfskapitaal in de startfase van zijn taxibedrijf. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat de appellant niet als zelfstandige werd aangemerkt. De Raad oordeelde dat de appellant door het gebruik van een procuratiehouder niet voldeed aan de definitie van zelfstandige zoals vastgelegd in artikel 1, aanhef, onder c, ten derde, van het Bbz 2004. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de constructie met de procuratiehouder de continuïteit van het bedrijf in gevaar kon brengen en dat de appellant niet de volledige zeggenschap had over zijn onderneming. In hoger beroep betoogde de appellant dat hij met de gekozen juridische constructie wel als zelfstandige moest worden aangemerkt, maar de Raad onderschreef de eerdere oordelen van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het college terecht had vastgesteld dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het verzoek van de appellant om schadevergoeding werd afgewezen, evenals de veroordeling in de proceskosten.