ECLI:NL:CRVB:2014:1619
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van kinderbijslag wegens onvoldoende bewijs van onderhoud voor in het buitenland verblijvende kinderen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De appellant had in eerste instantie geen recht op kinderbijslag voor zijn in Turkije verblijvende kind, omdat hij niet kon aantonen dat hij in belangrijke mate voor het onderhoud zorgde. De Svb had vastgesteld dat de appellant geld had overgemaakt aan zijn echtgenote in plaats van aan de verzorger van het kind, wat niet voldeed aan de vereisten voor het verkrijgen van kinderbijslag. De Svb had eerder een bedrag van € 2.271,57 teruggevorderd en een boete opgelegd, maar in bezwaar werd de boete ingetrokken. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan de verplichting om aan te tonen dat hij voor zijn kind had gezorgd. De Raad benadrukte dat de Svb een beleid hanteert waarbij gelden voor onderhoud aan de verzorger van het kind moeten worden overgemaakt. De appellant had niet kunnen aantonen dat hij aan deze voorwaarde voldeed, waardoor hij geen recht had op kinderbijslag. De Raad bevestigde dat de Svb terecht de herziening en terugvordering van de kinderbijslag had doorgevoerd, en dat er geen dringende redenen waren om hiervan af te wijken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.