ECLI:NL:CRVB:2014:1623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van Wajong-aanvraag wegens voldoende verdiencapaciteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Groningen. Appellante, geboren in 1988, had een aanvraag ingediend voor ondersteuning op grond van de Wet Wajong, maar deze aanvraag was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen. Het Uwv stelde dat appellante in staat was om minimaal 75% van het minimumloon te verdienen, ondanks haar gezondheidsklachten, waaronder pijnlijke gewrichten en vermoeidheid, die voortkwamen uit het Hyper Mobiliteits Syndroom (HMS).
De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen had onderschreven. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank de informatie van haar psycholoog, B. Thomassen, had miskend en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet correct was. Het Uwv daarentegen benadrukte dat er geen aanwijzingen waren voor psychische of cognitieve stoornissen die haar arbeidsvermogen zouden beïnvloeden.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had beslist dat appellante niet in aanmerking kwam voor Wajong-ondersteuning. De Raad bevestigde de eerdere overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de medische beoordelingen adequaat waren en dat er geen nieuwe informatie was die tot een ander oordeel zou leiden. De Raad wees erop dat de in hoger beroep ingebrachte medische informatie uit Engeland niet relevant was voor de beoordeling van de aanvraag, die in 2011 was ingediend.
Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.