ECLI:NL:CRVB:2014:1673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van GBA-inschrijving
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellante, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), werd door de Minister als thuiswonend aangemerkt, ondanks dat zij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) stond ingeschreven op een uitwonend adres. De Minister heeft op basis van een controle op 4 juni 2012 vastgesteld dat appellante niet op het GBA-adres woonde, wat leidde tot een herziening van de studiefinanciering en een terugvordering van een bedrag van € 1.143,24.
Appellante heeft in beroep gesteld dat zij wel degelijk op het GBA-adres heeft gewoond, maar de rechtbank heeft haar beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vóór juni 2012 op het GBA-adres woonde. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat appellante niet het onomstotelijke bewijs heeft geleverd dat zij op het GBA-adres woonde, ondanks haar verklaringen en die van getuigen. De Raad wijst op de inconsistenties in de verklaringen van appellante en concludeert dat de Minister terecht de studiefinanciering heeft herzien en het teveel betaalde bedrag heeft teruggevorderd.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellante wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het hoger beroep niet slaagt.