In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. Het verzoek is ingediend door een verzoeker tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie. De procedure is gestart met een hoger beroep van het Uwv tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 december 2010. De Raad heeft in een eerdere uitspraak op 6 december 2013 vastgesteld dat de procedure in totaal vijf jaar en ruim zeven maanden heeft geduurd, wat een schending van de redelijke termijn impliceert. Zowel de Staat als het Uwv hebben erkend dat de redelijke termijn is overschreden. De Staat heeft aangeboden € 1500,- te vergoeden aan de verzoeker, terwijl het Uwv heeft aangeboden € 250,- te vergoeden. De Raad heeft de verzoeker recht gegeven op een totale schadevergoeding van € 2000,-, waarbij de Staat € 1500,- en het Uwv € 500,- moet vergoeden. Daarnaast zijn de proceskosten van de verzoeker, begroot op € 236,-, ook toegewezen aan beide instanties. De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan.