ECLI:NL:CRVB:2014:1835

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
12-4304 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van zorgindicatie voor Begeleiding Individueel en Persoonlijke Verzorging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.C.M. van Schijndel, was in hoger beroep gegaan tegen het besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 18 oktober 2011, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 7 juni 2011 niet meer in aanmerking kwam voor Begeleiding Individueel (BI) en vanaf 30 november 2011 niet meer voor Persoonlijke Verzorging (PV). De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek dat aan het besluit ten grondslag lag zorgvuldig was uitgevoerd.

Tijdens de zitting op 16 april 2014 heeft appellante aanvullende informatie overgelegd van haar huisarts, psycholoog en chirurg ter ondersteuning van haar standpunt. CIZ heeft zich achter het oordeel van de rechtbank geschaard en aanvullende informatie van de medisch adviseur overgelegd. De Raad heeft in zijn overwegingen de argumenten van appellante en de door CIZ overgelegde rapporten van de medisch adviseur beoordeeld. De Raad concludeert dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen.

De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt dat het medisch onderzoek door CIZ zorgvuldig is geweest. De psychische problemen van appellante kunnen worden behandeld binnen de geestelijke gezondheidszorg, en de informatie die in hoger beroep is overgelegd, wijkt niet wezenlijk af van de al bekende informatie. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/4304 AWBZ
Datum uitspraak: 28 mei 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
20 juni 2012, 11/9039 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Schijndel. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Henneveld.

OVERWEGINGEN

1.1. Voor een overzicht van de relevante feiten verwijst de Raad naar overwegingen 1 en 3 van de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.2. Bij (bestreden) besluit van 18 oktober 2011 heeft CIZ bepaald dat appellante met ingang van 7 juni 2011 niet (meer) in aanmerking komt voor Begeleiding Individueel (BI) en vanaf
30 november 2011 niet (meer) voor Persoonlijke Verzorging (PV).
2.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. In hetgeen appellante heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat het medisch advies en het bestreden besluit onjuist zouden zijn. De ernstige vermoeidheid en de bedlegerigheid zijn niet geobjectiveerd. Voor wat betreft de psychische klachten is er een voorliggende voorziening in de zin van behandeling vanuit de geestelijke gezondheidszorg. Met betrekking tot ondersteuning bij het doen van boodschappen en bezoeken aan apotheek en psycholoog is onder andere de Wet maatschappelijke ondersteuning voorliggend.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij het niet eens is met het oordeel van de rechtbank. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij onder meer informatie van de huisarts, de psycholoog en de chirurg overgelegd.
3.2.
CIZ heeft zich achter het oordeel van de rechtbank geschaard en nadere informatie van de medisch adviseur overgelegd.
4.
De Raad overweegt het volgende.
4.1.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het onderzoek van (de medisch adviseur van) CIZ zorgvuldig is geweest en dat CIZ op juiste gronden heeft besloten dat appellante niet langer in aanmerking komt voor BI en PV. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel.
4.2.
Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht en/of gemotiveerd waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. De medisch adviseur is in zijn rapporten van 24 januari 2013 en 12 juli 2013 ingegaan op de door appellante in hoger beroep overgelegde stukken. Deze rapporten zijn voldoende en inzichtelijk gemotiveerd en daarin is duidelijk uiteengezet waarom de door appellante overgelegde medische informatie niet tot de conclusie leidt dat zij is aangewezen op BI en PV. Uit die stukken blijkt immers dat de hartproblemen na 2011 zijn toegenomen en dat zij in 2013 een pols heeft gebroken. Een en ander speelde dus niet ten tijde van de voor deze procedure relevante beoordelingsperiode die liep tot 18 oktober 2011.
4.3.
De rechtbank heeft verder terecht geoordeeld dat voor de psychische problemen behandeling vanuit de geestelijke gezondheidszorg voorliggend is. De in hoger beroep overgelegde informatie van de psycholoog wijkt niet wezenlijk af van de al bekende informatie. Deze informatie is door de rechtbank bij haar beoordeling betrokken. De Raad voegt daaraan toe dat behandeling/begeleiding van bijvoorbeeld een sociaal psychiatrisch verpleegkundige gericht op het vergroten van de sociale zelfredzaamheid van appellante kan worden aangeboden vanuit de geestelijke gezondheidszorg. Ter zitting van de Raad heeft CIZ in aanvulling hierop het volgende toegelicht. Indien mocht blijken dat behandelmogelijkheden die de Zvw biedt de zorgbehoefte van appellante toch onvoldoende dekken, kan appellante naast die behandeling verzoeken om een indicatie voor begeleiding op grond van de AWBZ, indien de noodzaak daartoe blijkt uit een door de behandelend psycholoog of psychiater opgesteld behandelplan. Daarnaast zou appellante veel kunnen hebben aan een lees-, schrijf- en (Nederlandse) taalcursus.
4.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en
M.F. Wagner als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2014.
(getekend) A. J. Schaap
(getekend) D. Heeremans

EK