ECLI:NL:CRVB:2014:2374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet verstrekken van gevraagde gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking van bijstand aan een betrokkene, die verzuimd had om binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens te verstrekken. De betrokkene ontving van 8 juli 2011 tot en met 31 december 2011 een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren, welke per 1 januari 2012 omgezet werd in bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB).
De gemeente Rotterdam had de bijstand opgeschort omdat de betrokkene niet de gevraagde informatie had aangeleverd. De rechtbank had het bezwaar van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de gemeente vernietigd, omdat de betrokkene had gesteld nooit eigenaar van de auto te zijn geweest waarvan de verkoopbewijs werd gevraagd. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdig de benodigde informatie had kunnen verstrekken. De Raad oordeelde dat de betrokkene niet voldoende had aangetoond dat zij aan de balie was geweest om een verklaring af te leggen, en dat zij zich bewust was van de noodzaak om tijdig met stukken te komen.
De Raad heeft het hoger beroep van de gemeente gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat de gemeente terecht gebruik had gemaakt van haar bevoegdheid om de bijstand in te trekken, omdat de betrokkene niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit het opschortingsbesluit. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig aanleveren van bewijsstukken in het kader van bijstandsverlening.