ECLI:NL:CRVB:2014:2400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor WAO-uitkering zonder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 3 december 2012. De appellant, woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een WAO-uitkering, die eerder was afgewezen op basis van een besluit van het Uwv van 6 oktober 2003. Dit besluit was gebaseerd op de vaststelling dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de appellant minder dan 15% was. De appellant verzocht in 2012 om herbeoordeling van zijn aanvraag, maar het Uwv handhaafde zijn eerdere besluit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die na het eerdere besluit waren voorgevallen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat het onderzoek door het Uwv in 2003 niet volledig was en dat zijn ziekte was verergerd. De Raad oordeelde dat de appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. De Raad bevestigde dat het Uwv het verzoek van de appellant terecht had afgewezen, omdat er geen sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden die de eerdere beslissing konden ondermijnen.
De Raad benadrukte dat volgens de geldende rechtspraak, zoals vastgelegd in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moet aanvoeren om een eerdere beslissing te kunnen herzien. Aangezien de appellant hierin niet was geslaagd, werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.