ECLI:NL:CRVB:2014:2463
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor appellanten, waarbij de vrouw (V) meer uren werkte dan zij had opgegeven. De Raad heeft vastgesteld dat V vanaf 1 oktober 2012 meer werkzaamheden verrichtte dan door haar was opgegeven, wat leidde tot de conclusie dat de wettelijke inlichtingenverplichting was geschonden. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak, waarin is vastgesteld dat aanwezigheid op de werkplek tijdens reguliere arbeidsuren veronderstelt dat er ook daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid is verricht. V heeft niet kunnen aantonen dat zij tijdens de niet opgegeven uren geen werkzaamheden heeft verricht. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat uit eerdere besluiten niet kon worden afgeleid dat de intrekking van de bijstand niet zou plaatsvinden. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel terecht de bijstand heeft ingetrokken en dat er geen sprake was van onjuist gebruik van onderzoeksbevoegdheid. De uitspraak van de voorzieningenrechter werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.