ECLI:NL:CRVB:2014:2636
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van gezinsbijstand wegens valse identiteit en geen rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van gezinsbijstand aan appellante, die zich had voorgedaan onder een valse identiteit. Appellante, geboren in Irak, kwam in 1996 naar Nederland en ontving gedurende verschillende perioden bijstand. Echter, op basis van een melding in 2010 dat haar opgegeven identiteit vals was, heeft de sociale dienst van de gemeente Delft een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek onthulde dat appellante in werkelijkheid een andere naam had en geen rechtmatig verblijf in Nederland had.
Het college van burgemeester en wethouders van Delft heeft daarop besloten de bijstand van appellante in te trekken en de onterecht verstrekte bijstand terug te vorderen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde deze bezwaren ongegrond. De rechtbank bevestigde het besluit van het college, waarop appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door valse identiteitsgegevens te verstrekken, waardoor zij niet tot de kring van rechthebbenden behoorde.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en terug te vorderen. De Raad bevestigde dat appellante, die met een valse identiteit bijstand had aangevraagd, niet kon worden vrijgesteld van de gevolgen van haar handelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek van appellante om schadevergoeding werd afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.