Uitspraak
OVERWEGINGEN
27 mei 2010 tot en met 26 mei 2015 en is verleend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). CIZ heeft deze zorg voor appellant geïndiceerd voor het meermaals per dag katheteriseren. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
27 mei 2010 gegeven indicatie gehandhaafd.
4 januari 2011 herzien, in die zin dat de indicering eindigt op 4 juli 2012. Daartoe heeft CIZ bij nader inzien overwogen dat het verbod van reformatio in peius er niet aan in de weg staat om bij een beslissing op bezwaar het aantal uren van een zorgfunctie te verlagen met ingang van een datum die op zijn vroegst gelijk is aan de datum van de beslissing op bezwaar.
a. de algemene gezondheidstoestand van de zorgvrager;
b. de beperkingen die de zorgvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap;
c. de woning en de woonomgeving van de zorgvrager;
d. het psychisch en sociaal functioneren van de zorgvrager;
e. de sociale omstandigheden van de zorgvrager;
f. de aard en de omvang van de aan de zorgvrager geboden professionele en niet-professionele hulp en zorg en de mogelijkheden tot continuering en uitbreiding daarvan.
20 december 2010, voldoende aanleiding voor CIZ om een nader onderzoek in te stellen.
7 dagen ongeveer 6 keer katheteriseren, met 20 minuten per keer. Tegen de achtergrond dat de geïndiceerde maximale omvang van de zorg de mogelijkheid biedt om vaker en langduriger zorg te bieden dan door appellant kennelijk werd aangenomen en waarover hij tevreden was, kan de conclusie worden getrokken dat deze indicatie niet getuigt van een onderschatting door CIZ.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 5 januari 2010;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 4 januari 2011 niet-ontvankelijk;
- veroordeelt CIZ in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.435,-;
- bepaalt dat CIZ het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 156,- vergoedt.