ECLI:NL:CRVB:2014:3306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van arbeidsondersteuning op grond van de Wet Wajong na medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om de weigering van arbeidsondersteuning op basis van de Wet Wajong aan appellant, die als jonggehandicapte is aangemerkt. Appellant, geboren op 20 januari 1985, heeft na een ernstig hoofdletsel in 2002 visusklachten en concentratieproblemen ontwikkeld. Hij diende op 17 juni 2010 een aanvraag in voor arbeidsondersteuning, die door het Uwv op 29 oktober 2010 werd afgewezen, omdat hij meer dan 75% van het minimumloon kon verdienen. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar liet de rechtsgevolgen in stand. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij de medische beoordeling van appellant op zijn achttiende verjaardag centraal stond. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat appellant op die leeftijd niet meer dan 75% van het maatmaninkomen kon verdienen, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht het bestreden besluit handhaafde. De Raad stelde vast dat er onvoldoende bewijs was dat appellant op zijn achttiende verjaardag al beperkingen ondervond die zijn arbeidsvermogen zouden beïnvloeden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de vordering tot schadevergoeding af, maar veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant in hoger beroep.