ECLI:NL:CRVB:2014:3998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herstel van langdurigheidstoeslag en vergoeding van wettelijke rente na tussenuitspraak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de toekenning van langdurigheidstoeslag aan appellant over de jaren 2008 en 2009. De Raad verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 21 januari 2014, waarin werd vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de beslissing op bezwaar van 8 december 2011 geen betrekking hoefde te hebben op de langdurigheidstoeslag over deze jaren. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft na de tussenuitspraak alsnog langdurigheidstoeslag toegekend, maar appellant verzocht om vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente en proceskosten.
De Raad oordeelt dat het college wettelijke rente verschuldigd is vanaf 14 oktober 2011, het moment waarop het in verzuim zou zijn geweest indien de beschikking tijdig was gegeven. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de weigering van de langdurigheidstoeslag en verklaart het beroep gegrond. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.435,-, en het griffierecht van € 156,-. De uitspraak benadrukt de verplichting van het college om tijdig besluiten te nemen en de gevolgen van het niet tijdig uitbetalen van de langdurigheidstoeslag voor de appellant.