Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.027,73;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 478,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van betrokkene, die als chauffeur heeft gewerkt en in contact is gekomen met Q-koorts. Betrokkene heeft zich op 25 oktober 2010 ziek gemeld vanwege klachten van vermoeidheid en evenwichtsproblemen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 6 januari 2012 onterecht was, op basis van de conclusies van de ingeschakelde deskundige, internist dr. J. Buijs, die stelde dat er een relatie bestaat tussen de klachten van betrokkene en de Q-koortsinfectie.
In hoger beroep heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betoogd dat de rechtbank ten onrechte de conclusies van de deskundige heeft gevolgd. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om de deskundige niet te volgen, gezien de duidelijke relatie tussen de Q-koortsinfectie en de klachten van betrokkene. De deskundige heeft in haar rapportage aangegeven dat de kernsymptomen van het post-Q-koortsvermoeidheidssyndroom onder andere abnormale vermoeidheid zijn en dat deze klachten langdurig kunnen aanhouden.
De Raad heeft vastgesteld dat de deskundige voldoende gemotiveerd heeft dat betrokkene op de datum van belang niet in staat was om zijn werk als chauffeur te hervatten. Het hoger beroep van het Uwv is afgewezen, en de Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 1.027,73, inclusief griffierecht van € 478,-.