ECLI:NL:CRVB:2014:4219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van WAZ-uitkering
Op 15 december 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van verzoekster, die om herziening van een eerdere uitspraak verzocht. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Verzoekster, die in Indonesië woont, had haar echtgenoot gemachtigd om het verzoek in te dienen. De Raad had eerder op 8 maart 2013 een uitspraak gedaan over een vergelijkbare kwestie, waarbij de rechtbank Amsterdam een beroep van verzoekster tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het Uwv had in 2002 al een aanvraag van verzoekster afgewezen, en deze beslissing was in rechte onaantastbaar geworden.
Tijdens de zitting op 3 november 2014 was verzoekster niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. Verzoekster voerde aan dat er tussen 2000 en 2002 geen WAZ-aanvraag was ingediend en dat zij nooit was opgeroepen voor een WAO-keuring. Ze stelde dat zij recht had op een WAO-uitkering voor de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999.
De Raad oordeelde dat het verzoek om herziening niet kon worden toegewezen, omdat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldeden aan de criteria voor herziening zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De Raad benadrukte dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten die voor de indiener van het verzoek niet bekend waren en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Aangezien verzoekster geen nieuwe feiten had aangedragen, werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.