ECLI:NL:CRVB:2014:4305
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- E.R. Eggeraat
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wubo-toekenningen op basis van onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1938, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag is ingediend in maart 2011 en is gebaseerd op gezondheidsklachten die appellant toeschrijft aan zijn oorlogservaringen in het voormalig Nederlands-Indië. De Pensioen- en Uitkeringsraad, als verweerder, heeft de aanvraag afgewezen op 8 mei 2012, en dit besluit is in het bestreden besluit van 14 maart 2013 gehandhaafd. Verweerder oordeelde dat appellant niet voldoende had aangetoond dat hij was getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij getuige is geweest van de mishandeling en moord op de heer [naam 1]. Ook de evacuatie naar het 10e Bataljon vond volgens verweerder niet plaats onder levensbedreigende omstandigheden. De Raad concludeert dat de eigen verklaring van appellant, zonder objectieve gegevens ter ondersteuning, onvoldoende is om de gestelde gebeurtenissen te aanvaarden.
Daarnaast heeft de Raad de overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld. De procedure heeft van 7 juni 2012 tot de uitspraak op 18 december 2014 bijna twee jaar en zeven maanden geduurd, wat een overschrijding van de redelijke termijn met minder dan een maand betekent. De Raad oordeelt dat deze overschrijding geheel aan de bestuurlijke fase is toe te schrijven en komt tot de conclusie dat verweerder een schadevergoeding van € 500,- aan appellant moet betalen. De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand.