ECLI:NL:CRVB:2014:4318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de intrekking en (mede) terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de veronderstelling dat appellante en appellant een gezamenlijke huishouding voerden. Appellante ontving sinds 1 februari 1997 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, maar na een anonieme melding heeft de sociale recherche van de gemeente Apeldoorn een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante en appellant vanaf 1 juli 1997 samenwoonden, wat hen als een gezamenlijke huishouding kwalificeert. De rechtbank had eerder de bestreden besluiten van het college vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende bewijs boden voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad heeft daarbij de verklaringen van appellante en de onderzoeksresultaten van de sociale recherche in overweging genomen. De Raad concludeerde dat appellante niet als zelfstandig subject van bijstand kon worden beschouwd en dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en terug te vorderen. De uitspraak bevestigt dat de appellanten in de periode van 1 juli 1997 tot 1 januari 2006 een gezamenlijke huishouding voerden, waardoor appellante geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de hoger beroepen niet slagen en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover aangevochten, wordt bevestigd.