ECLI:NL:CRVB:2014:94
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot intrekking bijstandsverlening op basis van woonplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De zaak betreft de intrekking van bijstandsverlening aan appellante, die volgens het bestuur niet langer woonachtig zou zijn binnen de gemeente waar zij bijstand ontving. Appellante had tot 18 september 2010 aan een voormalig adres gewoond en was daarna ingeschreven op een uitkeringsadres, waar haar woonboot zich bevond. Na een melding over haar woon- en leefsituatie heeft het bestuur een onderzoek ingesteld, wat leidde tot de intrekking van haar bijstand per 2 mei 2011.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het bestuur ongegrond verklaard. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestuur niet voldoende bewijs had geleverd dat appellante haar woonplaats daadwerkelijk had verplaatst naar Werkendam. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke grondslag berustte, aangezien het bestuur niet aannemelijk had gemaakt dat appellante in de te beoordelen periode haar woonplaats in Werkendam had. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van appellante gegrond, waarbij het besluit van 22 november 2011 werd vernietigd en het besluit van 9 mei 2011 werd herroepen.
Daarnaast werd het bestuur veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 2.922,- bedroegen voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.C.F. Talman als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.