ECLI:NL:CRVB:2015:1312
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstand op grond van de Wet werk en bijstand na onderzoek naar rechtmatigheid van verstrekte gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij de intrekking van de bijstand van appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan de orde is. Appellant ontving sinds 19 april 2010 bijstand, maar na het doorgeven van een nieuw adres en het indienen van gegevens over een arbeidsovereenkomst, heeft de Dienst Werk en Inkomen (DWI) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden, omdat hij niet had gemeld dat hij buiten reguliere werktijden werkzaamheden verrichtte. De DWI heeft daarop de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd.
De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van de DWI gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt in hoger beroep dat de intrekking van de bijstand terecht is. De Raad stelt vast dat appellant regelmatig buiten werktijd aanwezig was op zijn werkplek en dat hij daar ook werkzaamheden verrichtte die op geld waardeerbaar zijn. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij recht had op bijstand, omdat hij geen objectieve gegevens heeft overgelegd over het aantal gewerkte uren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten, en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.