ECLI:NL:CRVB:2015:138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering en de geschiktheid van functies voor appellant met een arbeidsongeschiktheid van 62,23%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellant, die zich op 16 oktober 2009 ziek meldde met klachten aan de linker ringvinger en later psychische klachten ontwikkelde. Appellant had eerder gewerkt als fulltime medewerker bij een bloemenveiling. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 14 oktober 2011 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 62,23%. Appellant was het niet eens met de geschiktheid van de voorgehouden functies en de motivering van het Uwv, en ging in beroep tegen het besluit van het Uwv.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond, waarop appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts afdoende had gemotiveerd dat er geen beperking op het handelingstempo van appellant gold. De Raad bevestigde dat de geschiktheid van de geselecteerde functies, zoals sorteerder en controleur, voldoende was gemotiveerd, en dat de herberekening van de urenomvang van de maatman slechts een zeer miniem verschil opleverde in het arbeidsongeschiktheidspercentage.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht geen aanleiding had gezien voor vernietiging van het bestreden besluit en bevestigde de aangevallen uitspraak. Appellant's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.