ECLI:NL:CRVB:2015:1506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en geschiktheid voor eigen werk als medewerker bakkerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WIA-uitkering te beëindigen. De Raad oordeelde dat appellant geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker bakkerij, ondanks zijn aangevoerde beperkingen. Appellant had in hoger beroep betoogd dat hij zowel lichamelijk als psychisch meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. Hij betwistte de bevindingen van psychiater H. Kondakçi, die concludeerde dat er geen psychiatrisch beeld was vastgesteld. Appellant verwees naar de bevindingen van psychiater F. Kaya en voerde aan dat zijn suikerziekte leidde tot vermoeidheidsklachten, wat een urenbeperking zou rechtvaardigen. De Raad oordeelde echter dat het onderzoek van psychiater Kondakçi zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant niet had aangetoond dat dit onderzoek ondeugdelijk was. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie in hun beoordeling hadden betrokken en dat de FML adequaat was opgesteld. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in staat was zijn eigen werk te verrichten, en bevestigde de beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering per 30 oktober 2012 te beëindigen. De uitspraak van de rechtbank Gelderland werd daarmee bevestigd.