ECLI:NL:CRVB:2015:1547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- F. Hoogendijk
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsverlening op basis van autohandel en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar het college van burgemeester en wethouders van haar woonplaats heeft de bijstand ingetrokken op basis van vermoedens van autohandel. Dit besluit volgde na een onderzoek dat was ingesteld naar aanleiding van een signaal van de Dienst Wegverkeer (RDW), waaruit bleek dat appellante achttien auto’s op haar naam had geregistreerd. Het college concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van deze transacties, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad oordeelde dat het college in beginsel aannemelijk had gemaakt dat er relevante transacties hadden plaatsgevonden. Appellante had niet kunnen aantonen dat er geen sprake was van autohandel. De Raad wees erop dat het op de weg van appellante lag om haar stellingen te onderbouwen met objectieve en verifieerbare gegevens, wat zij niet had gedaan. Daarnaast werd ook de herziening van de bijstand over bepaalde maanden beoordeeld, waarbij het college de overboekingen naar de bankrekening van appellante als giften had aangemerkt, omdat appellante niet kon aantonen dat het om leningen ging met een terugbetalingsverplichting.
De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering van de ten onrechte verleende bijstand af te zien, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante niet was benadeeld door de toepassing van de onjuiste verordening. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.