In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters mr. drs. W.H. Bel, mr. dr. E.J.M. Heijs en mr. J.F. Bandringa. Het verzoek om wraking werd ingediend door verzoeker, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Verzoeker had eerder al een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. B.M. van Dun, de behandelend rechter, maar dit verzoek werd afgewezen. Verzoeker voerde aan dat de rechters niet onpartijdig konden oordelen over zijn zaak, omdat zij deel uitmaakten van hetzelfde college als de gewraakte rechters. De Raad oordeelde dat de wrakingsgronden niet voldoende waren om het verzoek te honoreren. De Raad benadrukte dat een wrakingsverzoek moet zijn gebaseerd op feiten die specifiek betrekking hebben op de betrokken rechters en dat de onpartijdigheid van rechters wordt vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De Raad concludeerde dat verzoeker misbruik maakte van het rechtsmiddel wraking, en dat zijn verzoek om wraking niet in behandeling kon worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de proceskosten werden niet toegewezen.