ECLI:NL:CRVB:2015:2770

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
14/315 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen verzoek om bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van griffierecht en de aanschaf van een stofzuiger door appellanten. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de brieven van het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas, waarin hen werd verzocht om aanvullende informatie voor hun aanvraag. Het college heeft deze aanvragen buiten behandeling gelaten en het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brieven van 9 mei 2012 volgens het college beslissingen zijn ter voorbereiding van een besluit, en derhalve niet vatbaar voor bezwaar en beroep.

De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten hun gronden tegen deze uitspraak naar voren gebracht. De Raad heeft vastgesteld dat de brieven van 9 mei 2012 inderdaad niet voor bezwaar vatbaar zijn, omdat zij geen directe gevolgen voor de appellanten hebben. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep geen doel treft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de procedurele regels in het bestuursrecht, met name artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat beslissingen ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar zijn voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissingen de belanghebbende rechtstreeks in zijn belang treffen. De Raad heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is, en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

14/315 WWB
Datum uitspraak: 18 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
4 december 2013, 13/3484 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. H.M.J. Offermans, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. E.M. Pommé, advocaat, heeft zich als gemachtigde van appellanten gesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij faxen van 25 april 2012 en 26 april 2012, aangevuld op 27 april 2012, hebben appellanten het college verzocht om bijzondere bijstand in de kosten van griffierecht voor twee procedures bij de Raad en voor een stofzuiger.
1.2.
Bij brieven van 9 mei 2012 heeft het college appellanten verzocht om voor 24 mei 2012 ingevulde aanvraagformulieren en een schriftelijke verklaring van een erkend stofzuigerreparateur over te leggen en meegedeeld dat de aanvraag niet in behandeling zal worden genomen als de gevraagde gegevens niet of niet volledig worden verstrekt. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 30 mei 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 27 juli 2012, heeft het college de onder 1.1 vermelde aanvragen buiten behandeling gelaten. De rechtbank heeft bij uitspraak van 31 december 2013 het beroep tegen het besluit van 27 juli 2012 ongegrond verklaard. Bij besluiten van 25 juni 2012 en 4 juli 2012 heeft het college alsnog bijzondere bijstand verleend in deze kosten. Bij uitspraak van 16 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4256, heeft de Raad het hoger beroep tegen de uitspraak van
31 december 2013 niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Bij besluit van 10 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen de brieven van 9 mei 2012 niet-ontvankelijk verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat deze brieven beslissingen zijn ter voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat deze besluiten niet vatbaar zijn voor bezwaar en beroep, tenzij dit besluit de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft. Van dat laatste is volgens het college niet gebleken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 6:3 van de Awb is een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtsreeks in zijn belang treft.
4.2.
De Raad is met de rechtbank en het college van oordeel dat deze brieven besluiten als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb zijn inzake de procedure ter voorbereiding van het besluit van het college op de aanvraag van appellanten en dat zij daardoor los van het te nemen besluit op de aanvraag niet rechtstreeks in hun belang worden getroffen. Het standpunt van appellanten dat het college ten onrechte heeft verlangd dat zij gebruik maken van aanvraagformulieren, wat volgens hen heeft geleid tot een onnodige vertraging van de afhandeling van de aanvraag om bijzondere bijstand, leidt niet tot het oordeel dat appellanten los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in hun belang worden getroffen. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat appellanten deze punten aan de orde kunnen stellen in een procedure tegen het besluit op de aanvraag. Vergelijk de uitspraak van 8 februari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP6186.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat de brieven van 9 mei 2012 niet voor bezwaar vatbaar zijn. Het college heeft het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellanten terecht ongegrond verklaard.
4.4.
Gelet op het voorgaande treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak moet daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2015.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) M. Zwart

HD