1.5.Bij besluit van 18 april 2012 (bestreden besluit 2) heeft het Zorgkantoor het tegen het besluit van 13 december 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het Zorgkantoor stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat appellante meer kosten voor AWBZ-zorg heeft gemaakt dan het door haar verantwoorde en door het zorgkantoor volledig geaccepteerde bedrag van € 4.892,82 over de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellante tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard. Ten aanzien van bestreden besluit 1 heeft de rechtbank overwogen dat appellante niet heeft voldaan aan de verantwoordingsplicht als bedoeld in artikel 2.6.9 van de Regeling en dat niet heeft gebleken van omstandigheden op grond waarvan niet tot terugvordering van het hele budget kan worden overgegaan. Ten aanzien van bestreden besluit 2 heeft de rechtbank overwogen dat appellante geen stukken overgelegd waaruit volgt dat zij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 15 oktober 2011 daadwerkelijk zorg heeft genoten. Verder is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan afgezien zou moeten worden van terugvordering van het niet verantwoorde bedrag van € 3.139,30.
3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder b, van de AWBZ kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het College zorgverzekeringen overeenkomstig in die regeling gestelde regels subsidies verstrekt om verzekerden de mogelijkheid te geven om in plaats van het tot gelding brengen van een aanspraak op grond van deze wet zelf te voorzien in de zorg die zij behoeven.
4.1.2.Deze ministeriële regeling is de Regeling. In paragraaf 2.6 van de Regeling zijn bepalingen opgenomen over het pgb. Ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling wordt bij de verlening van het netto pgb de verzekerde de verplichting opgelegd dat hij het budget uitsluitend gebruikt voor de betaling van zorg, zoals nader bepaald in dat artikelonderdeel. Ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling sluit de verzekerde een schriftelijke overeenkomst met de zorgverlener, waarin ten minste de onder 1, 2 en 3 van dat artikelonderdeel nader omschreven afspraken over de termijn van indiening van declaraties en de gegevens die een declaratie moet bevatten zijn opgenomen. Ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling, zoals dit artikelonderdeel luidde tot 1 januari 2012, bewaart de verzekerde, voor zover hier van belang, de in onderdeel c bedoelde declaraties gedurende zeven jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het zorgkantoor.
4.1.3.Ingevolge artikel 2.6.13, eerste lid (zoals deze bepaling luidde in 2010) dan wel tweede lid (zoals deze bepaling luidt vanaf 2011), van de Regeling wordt na afloop van iedere subsidieperiode de subsidie voor de desbetreffende subsidieperiode vastgesteld.
4.1.4.Artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld als de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
4.1.5.Ingevolge artikel 4:95, vierde lid, van de Awb kunnen betaalde voorschotten worden verrekend met de te betalen geldsom en kunnen onverschuldigd betaalde voorschotten worden teruggevorderd.