Uitspraak
OVERWEGINGEN
Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
Centrale Raad van Beroep
Op 15 september 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door appellante, die op 24 mei 2013 een aanvraag indiende. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat appellante onvoldoende informatie had verstrekt over haar woon- en leefsituatie. Tijdens een gesprek op 4 juni 2013, dat onderdeel was van de aanvraagprocedure, gedroegen appellante en haar begeleider zich agressief, waardoor een aansluitend huisbezoek niet kon plaatsvinden. Dit gedrag leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij de gevraagde informatie tijdig had verstrekt en dat haar psychische problemen een rol speelden in het verloop van het gesprek. De Raad oordeelde echter dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellante niet voldoende had aangetoond dat zij aan haar inlichtingenverplichting had voldaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat het college terecht had geoordeeld dat appellante onvoldoende informatie had verstrekt en dat haar gedrag tijdens het gesprek een huisbezoek onmogelijk maakte.
De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van volledige en correcte informatie bij aanvragen om bijstand en de gevolgen van ongepast gedrag tijdens de procedure. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.