ECLI:NL:CRVB:2015:3114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum van de normwijziging bijstandsuitkering en hoofdverblijf op GGZ-adres
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van een normwijziging van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 18 mei 2010 een indicatie 'Verblijf' had ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en sinds juni 2010 op een GGZ-adres woonde. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en heeft in 2012 gemeld dat hij tijdelijk bij zijn moeder had gewoond. De Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda heeft de bijstand met terugwerkende kracht aangepast, maar appellant was het niet eens met de ingangsdatum van de normwijziging. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf niet meer had op het GGZ-adres. De Raad oordeelt dat de feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om te concluderen dat appellant zijn hoofdverblijf had verlegd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.