ECLI:NL:CRVB:2015:3251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vaststelling ingangsdatum bijstand en bijzondere omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving eerder een uitkering op grond van de Ziektewet, maar deze werd beëindigd. Vervolgens heeft hij bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de bijstand die hem op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) was toegekend. De commissie had de bijstand met ingang van 6 juni 2013 toegekend, maar appellant stelde dat hij recht had op bijstand met terugwerkende kracht vanaf 16 april 2013, omdat hij in afwachting was van de procedures omtrent zijn Ziektewet- en Werkloosheidswet-uitkeringen. De Raad overweegt dat volgens de WWB bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop het recht is ontstaan, mits de aanvrager zich tijdig heeft gemeld. De Raad concludeert dat appellant niet tijdig heeft gemeld en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze regel rechtvaardigen. De argumenten van appellant, waaronder zijn geestelijke beperkingen en het zorgvuldigheidsbeginsel, worden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.