In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar arbeidsongeschiktheid. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, had zich ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv had haar resterende verdiencapaciteit vastgesteld op 63,62% en haar recht op een loongerelateerde WGA-uitkering vastgesteld. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar beperkingen door het Uwv waren onderschat. Ze verzocht om een herbeoordeling van haar situatie en vergoeding van de kosten die zij in de bezwaarprocedure had gemaakt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht. De Raad oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van appellante. Wel oordeelde de Raad dat het Uwv ten onrechte had nagelaten de kosten van appellante in de bezwaarprocedure te vergoeden, omdat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid in de bezwaarprocedure had verhoogd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en herstelde de rechtspositie van appellante door het besluit van het Uwv te herroepen en de kosten in bezwaar te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische gegevens en de verplichting van het Uwv om kosten te vergoeden wanneer de rechtspositie van een appellant wijzigt. De Raad heeft de proceskosten van appellante in bezwaar, beroep en hoger beroep vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.940,-, inclusief griffierechten.