ECLI:NL:CRVB:2015:3530
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering zorgindicatie voor functie persoonlijke verzorging in het kader van de AWBZ
In deze zaak gaat het om de weigering van een zorgindicatie voor de functie persoonlijke verzorging (PV) op basis van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Appellant, die lijdt aan cerebrale parese en andere medische aandoeningen, heeft op 8 november 2012 een indicatie voor zorg aangevraagd. Deze aanvraag werd door het CIZ op 6 december 2012 afgewezen, waarna appellant bezwaar maakte. In een nieuwe aanvraag op 14 december 2012 werd hem voor een bepaalde periode een indicatie voor PV toegekend, maar deze werd later door het CIZ herzien en als ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de periode van belang loopt van 8 november 2012 tot 30 mei 2013. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de behandeling op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorligt op de AWBZ-zorg. De Raad verwijst naar adviezen van medisch adviseurs en revalidatieartsen die aangeven dat appellant geen beperkingen heeft bij persoonlijke verzorging, behalve tijdens krampen, en dat medische interventies voorliggend zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af, waarbij wordt opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.