ECLI:NL:CRVB:2015:3823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.L. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsaanvraag van dakloze appellant en de rol van de DWI Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bijstand heeft aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en zich als dakloos heeft gemeld. De appellant heeft op 5 april 2013 een aanvraag ingediend en daarbij verschillende verblijfadressen opgegeven. De Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam heeft een onderzoek ingesteld naar zijn woon- en verblijfsituatie, maar kon de appellant niet op de opgegeven adressen aantreffen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag van de appellant afgewezen, omdat hij onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over zijn feitelijke verblijfsituatie.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak beoordeeld. De Raad stelt vast dat de appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan, wat betekent dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om de nodige duidelijkheid te verschaffen over zijn woon- en verblijfplaats, vooral in het geval van dak- of thuisloosheid.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht heeft besloten de bijstandsaanvraag van de appellant af te wijzen. De Raad wijst erop dat de controle van de DWI op de opgegeven adressen noodzakelijk was en dat de appellant niet kan volstaan met het geven van onduidelijke of incomplete informatie over zijn verblijf.
De uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, met J.L. Meijer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 november 2015.