ECLI:NL:CRVB:2015:427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- C. van Viegen
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van onvoldoende onderbouwde stortingen op bankrekening
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 mei 1987 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de appellante in haar eerdere uitspraak heeft gevolgd, waarbij werd vastgesteld dat appellante haar verklaringen over diverse stortingen op haar bankrekening onvoldoende had onderbouwd met objectief controleerbare gegevens. De Raad stelt vast dat appellante haar wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen mededeling te doen van relevante stortingen aan het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De Raad oordeelt dat de schending van deze verplichting en het ontbreken van een deugdelijke administratie in de risicosfeer van appellante ligt. De Raad bevestigt dat de stortingen op de bankrekening van appellante als inkomen moeten worden aangemerkt, wat leidt tot herziening van de bijstand over de maanden waarin deze stortingen hebben plaatsgevonden. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover het betreft de niet meegenomen stortingen en draagt het college op om een nieuwe beslissing te nemen op de bezwaren van appellante. De proceskosten van appellante in hoger beroep worden begroot op € 980,- en het college wordt opgedragen het griffierecht van € 118,- te vergoeden.