ECLI:NL:CRVB:2015:4445
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WW-uitkering en verlies van werknemerschap na overtreding van de Opiumwet
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een onverschuldigd betaalde WW-uitkering aan appellant, die in de periode van 14 augustus 2009 tot en met 13 november 2009 een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de uitkering ingetrokken na het ontvangen van processen-verbaal van de Regiopolitie Limburg Zuid, waarin appellant werd verdacht van overtreding van artikel 3 van de Opiumwet. Het Uwv vorderde een bedrag van € 1.097,56 terug van appellant, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk hoger beroep. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat appellant niet accepteerde en in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv het proces-verbaal van 9 maart 2010 niet tijdig had ingediend, maar dat dit niet leidde tot een schending van het recht op een eerlijk proces. De Raad bevestigde dat appellant gehouden kan worden aan zijn verklaring van 9 maart 2010, waarin hij aangaf betrokken te zijn bij de opbouw van een hennepplantage. De Raad concludeerde dat appellant zijn hoedanigheid van werknemer blijvend had verloren door zijn activiteiten als hennepkweker, en dat het Uwv terecht de WW-uitkering had ingetrokken en teruggevorderd. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.