ECLI:NL:CRVB:2015:740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- A.M. Overbeeke
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in het kader van gezamenlijke huishouding en vermogensgrens
In deze zaak gaat het om de intrekking en (mede)terugvordering van bijstand aan appellant 1, die sinds 17 maart 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant 1 heeft aangegeven kostganger te zijn van appellant 2, met wie hij op hetzelfde adres woont. Na een onderzoek door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en de sociale recherche, concludeerde het college van burgemeester en wethouders van Elburg dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, wat niet was gemeld door appellant 1. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand per 1 augustus 2012, omdat appellant 2 over een vermogen beschikte dat de vrij te laten grens overschreed.
De rechtbank Gelderland heeft in eerdere uitspraken de besluiten van het college vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Appellanten gingen in hoger beroep tegen deze uitspraken. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding en dat appellant 1 geen recht had op bijstand vanwege het overschrijden van de vermogensgrens. De Raad oordeelde dat de zorgbehoefte van appellant 2 niet voldoende was aangetoond om de gezamenlijke huishouding te ontkennen. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen niet slagen en bevestigde de aangevallen uitspraken, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.