ECLI:NL:CRVB:2015:903
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op grond van niet woonachtig zijn op het opgegeven adres
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland. Appellant en appellante hebben beiden een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag van appellant werd op 19 december 2012 buiten behandeling gesteld omdat hij niet alle gevraagde bankafschriften had ingeleverd. Appellante, die sinds november 2012 in Nederland verblijft, heeft in haar aanvraag vermeld dat zij bij haar tante, de hoofdbewoner, woont. Echter, er ontstond twijfel over de woon- en leefsituatie van appellanten, wat leidde tot een onderzoek door de gemeente. Dit onderzoek omvatte een huisbezoek op 10 januari 2013, waarbij de controleurs de hoofdbewoner aantroffen, maar appellanten niet aanwezig waren. De bevindingen van het huisbezoek en de verklaringen van appellanten gaven aanleiding voor het college om de aanvragen af te wijzen, omdat niet kon worden vastgesteld dat appellanten op het opgegeven adres woonden.
De rechtbank heeft de beroepen van appellanten tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek en dat er geen sprake was van 'informed consent'. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de toestemming van de hoofdbewoner voor het binnentreden in de woning voldoende was, en dat de controleurs zich correct hebben gelegitimeerd en het doel van het huisbezoek hebben meegedeeld. De Raad concludeert dat de onderzoeksresultaten en de verklaringen van appellanten onvoldoende bewijs leveren voor hun woonadres, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.