ECLI:NL:CRVB:2016:1041
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen indicatiebesluit begeleiding individueel onder de AWBZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een indicatiebesluit van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) betreffende de begeleiding individueel onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellante, die eerder was geïndiceerd voor begeleiding in klasse 3, verzocht om een uitbreiding van haar indicatie naar klasse 3, omdat het oefenen van praktische vaardigheden niet het gewenste resultaat had opgeleverd. Het CIZ had echter besloten om haar indicatie voor de periode van 27 september 2013 tot en met 26 september 2028 te handhaven op klasse 2, gebaseerd op een medisch advies van arts drs. C.L.J. Mulder. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank op zorgvuldige wijze tot haar oordeel was gekomen en dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de indicatie van het CIZ zouden ondermijnen. De Raad benadrukte dat de omstandigheid dat het oefenen niet had geleid tot resultaat, niet voldoende was om een hogere indicatieklasse toe te kennen. De Raad concludeerde dat de huidige indicatie in klasse 2 voldeed aan de zorgbehoefte van appellante, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 maart 2016.