ECLI:NL:CRVB:2016:1041

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
14-6904 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen indicatiebesluit begeleiding individueel onder de AWBZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een indicatiebesluit van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) betreffende de begeleiding individueel onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellante, die eerder was geïndiceerd voor begeleiding in klasse 3, verzocht om een uitbreiding van haar indicatie naar klasse 3, omdat het oefenen van praktische vaardigheden niet het gewenste resultaat had opgeleverd. Het CIZ had echter besloten om haar indicatie voor de periode van 27 september 2013 tot en met 26 september 2028 te handhaven op klasse 2, gebaseerd op een medisch advies van arts drs. C.L.J. Mulder. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank op zorgvuldige wijze tot haar oordeel was gekomen en dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de indicatie van het CIZ zouden ondermijnen. De Raad benadrukte dat de omstandigheid dat het oefenen niet had geleid tot resultaat, niet voldoende was om een hogere indicatieklasse toe te kennen. De Raad concludeerde dat de huidige indicatie in klasse 2 voldeed aan de zorgbehoefte van appellante, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 maart 2016.

Uitspraak

14/6904 AWBZ
Datum uitspraak: 16 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
4 november 2014, 14/1103 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.L.J. Reijnen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2015. Partijen hebben zich, na schriftelijk bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is bij besluit van 1 oktober 2012 geïndiceerd voor begeleiding individueel, klasse 3, op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013. Bij datzelfde besluit is zij voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2027 geïndiceerd voor begeleiding individueel, klasse 2. Hieraan heeft CIZ ten grondslag gelegd dat appellante vanwege het oefenen van praktische vaardigheden tijdelijk klasse 3 ontvangt. Hierna verwacht CIZ dat klasse 2 volstaat voor de ondersteuning bij de sociale redzaamheid.
1.2.
Appellante heeft op 14 september 2013 verzocht haar indicatie uit te breiden of vanaf
1 oktober 2013 te handhaven naar klasse 3.
1.3.
Bij besluit van 27 september 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 maart 2014, heeft CIZ appellante voor de periode van 27 september 2013 tot en met 26 september 2028 geïndiceerd voor begeleiding individueel, klasse 2. Hieraan heeft CIZ ten grondslag gelegd het medisch advies van arts drs. C.L.J. Mulder. Volgens CIZ heeft appellante matige beperkingen in de sociale redzaamheid en het psychisch functioneren. In de oriëntatie is er sprake van lichte beperkingen. Zij behoeft hulp en aansturing, maar de mate waarin overname wordt gevraagd kan niet worden geobjectiveerd. Appellante heeft een fulltime baan en er is sprake van mantelzorg. Ondersteuning bij handelingen/vaardigheden is langdurig noodzakelijk. Daarnaast is enige ondersteuning nodig in de structuur, met name voor de dagen dat appellante niet werkt. Voor het leren koken, wassen en boodschappen doen is er sprake van een wettelijke voorliggende voorziening. De indicatie is als volgt berekend: 30 minuten per week voor ondersteuning bij structuur/planning en drie keer per week 45 minuten voor ondersteuning bij praktische handelingen. Dit komt uit op in totaal 2 uur en 3 kwartier, wat volgens CIZ de indeling in klasse 2 rechtvaardigt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is het medisch advies op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en heeft appellante in beroep geen medische gegevens naar voren gebracht waaruit kan worden opgemaakt dat CIZ de indicatie voor begeleiding individueel onjuist heeft vastgesteld. CIZ heeft in het bestreden besluit inzichtelijk uiteengezet hoe de geïndiceerde tijd voor begeleiding individueel in relatie tot de verschillende activiteiten is berekend. Volgens de rechtbank is voor het huishouden en maatschappelijke participatie hulp op grond van Wet maatschappelijke ondersteuning voorliggend op de inzet van AWBZ-zorg.
3.1.
Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft verwezen naar de gronden die zij heeft aangevoerd in bezwaar en beroep. Verder heeft zij aangevoerd dat de omstandigheid dat het oefenen niet heeft geleid tot resultaat, aanleiding zou moeten zijn om een klasse extra voor begeleiding individueel toe te kennen. Ook heeft zij aangevoerd dat uit de indicatie van 1 oktober 2012 niet blijkt wat er gebeurt met het geïndiceerde aantal uren als het oefenen mislukt. Zij heeft in hoger beroep een verslag overgelegd van haar begeleidster.
3.2.
CIZ heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hier het volgende aan toe.
4.2.
In wat appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht, heeft de Raad geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. Naar het oordeel van de Raad maakt de omstandigheid dat het oefenen niet heeft geleid tot resultaat, niet dat CIZ een hogere klasse zou moeten indiceren. Hieruit blijkt immers niet dat de indicatie voor begeleiding individueel, klasse 2, onvoldoende is om te voorzien in haar zorgbehoefte. De in hoger beroep overgelegde verklaring, nog daargelaten dat deze ongedateerd is en dat daaruit niet blijkt van wie deze afkomstig is, concretiseert niet waarom de huidige indicatie niet volstaat. Ook de grond dat uit het indicatiebesluit van 1 oktober 2012 niet blijkt wat er gebeurt als het oefenen niet lukt, slaagt niet. Uit dat indicatiebesluit volgt immers dat na ommekomst van de oefenperiode van een jaar, appellante terugvalt naar begeleiding individueel klasse 2.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter en L.M. Tobé en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2016.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) V. van Rij

TM