ECLI:NL:CRVB:2016:123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering; verblijf in het buitenland en verlies woonplaats
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 1 januari 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant heeft op 2 september 2013 contact opgenomen met zijn re-integratiecoach vanuit Turkije, waar hij verbleef voor therapie. Hij heeft zijn vertrek naar Turkije niet gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van Veendam. Het college heeft vervolgens de bijstand met ingang van 1 augustus 2013 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn bijstand pas per 1 september 2013 zou worden beëindigd, omdat de bijstand pas na vier weken verblijf in het buitenland kon worden stopgezet. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat appellant zijn woonplaats had prijsgegeven. De WhatsApp-berichten bieden onvoldoende bewijs voor het standpunt van het college. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak vernietigd. De Raad heeft het college opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 13 november 2013, waarbij de terugvordering van de bijstandsuitkering niet kan standhouden voor de periode van 1 augustus 2013 tot en met 28 augustus 2013.
Daarnaast heeft de Raad het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.984,- bedragen. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 januari 2016.