In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, geboren in 1955, heeft beperkingen door een longprobleem en allergieën en heeft in het verleden hulp bij het huishouden ontvangen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Na een eerdere toekenning van hulp heeft appellante op 5 november 2013 een aanvraag ingediend voor verlenging van deze hulp. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch heeft deze aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar een advies van TriviumPlus, dat concludeerde dat de noodzaak voor hulp niet kon worden vastgesteld omdat de inwonende kinderen van appellante niet bereid waren om mee te werken aan het medisch onderzoek.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante haar stelling dat haar kinderen geen gebruikelijke zorg kunnen verlenen, niet met objectieve medische gegevens heeft onderbouwd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college voldoende zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de medische situatie van de kinderen en dat appellante onvoldoende had meegewerkt aan het onderzoek. De Raad heeft deze oordelen bevestigd en geconcludeerd dat het college terecht de aanvraag voor verlenging van hulp bij het huishouden heeft afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan medisch onderzoek en de verantwoordelijkheid van appellanten om hun claims te onderbouwen met objectieve gegevens. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd.