ECLI:NL:CRVB:2016:198

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
15/1186 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten gehoorapparaat wegens gebrek aan zeer dringende redenen

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een gehoorapparaat. De aanvraag werd ingediend door de erven van [X.], die op 31 augustus 2012 een verzoek indiende voor bijzondere bijstand voor de kosten van een gehoorapparaat van het merk Widex, ter waarde van € 3.069,92. De ziektekostenverzekeraar vergoedde € 1.509,92, maar het college van burgemeester en wethouders van Schiedam wees de aanvraag af, omdat de kosten niet noodzakelijk zouden zijn en er geen zeer dringende redenen waren om bijzondere bijstand toe te kennen. Het college stelde dat de Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde regelgeving als een passende en toereikende voorliggende voorziening werden beschouwd.

De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van de appellanten tegen het besluit van het college ongegrond. De appellanten gingen in hoger beroep en voerden aan dat er sprake was van een gestapelde problematiek bij betrokkene, waaronder doofblindheid, waardoor het gehoorapparaat medisch noodzakelijk was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, hoewel het voor betrokkene sociaal noodzakelijk was om over een adequaat gehoorapparaat te beschikken, dit niet voldeed aan de criteria voor een acute noodsituatie die vereist zijn voor het toekennen van bijzondere bijstand. De Raad bevestigde dat de eigen bijdrage voor het gehoorapparaat niet vergoed kon worden op basis van de WWB, omdat er geen zeer dringende redenen waren die dit rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

15/1186 WWB
Datum uitspraak: 19 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
23 december 2014, 13/1909 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven en/of rechtverkrijgenden van [X.], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft C. Koedood hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2015. Namens appellanten is
C. Koedood, vergezeld door haar broer W. Koedood, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door T. Baltus.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 31 augustus 2012 heeft [X.] (betrokkene) een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van een gehoorapparaat van het merk Widex. De totale kosten bedroegen € 3.069,92. Betrokkene heeft van haar ziektekostenverzekeraar een bedrag van € 1.509,92 als vergoeding ontvangen. Voor het resterende bedrag heeft zij om bijzondere bijstand verzocht.
1.2.
Bij besluit van 26 september 2012 heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten niet noodzakelijk zijn. De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de daarop gebaseerde regelgeving worden beschouwd als een passende en toereikende voorliggende voorziening. De kosten vallen onder de aanvullende zorgverzekering. Dat de zorgverzekering geen volledige dekking biedt en slechts een deel van de kosten vergoedt, doet hieraan niet af. Er zijn geen zeer dringende redenen op grond waarvan alsnog bijzondere bijstand zou moeten worden toegekend.
1.3.
Het college heeft bij besluit van 13 februari 2013 (bestreden besluit) het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 26 september 2012 ongegrond verklaard.
1.4.
Betrokkene is op 4 februari 2014 overleden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellanten voeren - samengevat - aan dat bij betrokkene sprake was van een gestapelde problematiek, te weten onder meer doofblindheid, waardoor zij was aangewezen op het speciale gehoorapparaat van het merk Widex. Met de complexe problematiek van betrokkene is in de visie van appellanten ten onrechte geen rekening gehouden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor het wettelijke kader verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1.
.Niet in geschil is dat bij betrokkene sprake was van een gestapelde problematiek, zoals door appellanten beschreven, en dat een gehoorapparaat voor haar medisch noodzakelijk was. Betrokkene heeft een gehoorapparaat van het merk Widex aangeschaft, welk apparaat door de audioloog S. Glabeke, gelet op de gestapelde problematiek, is geadviseerd. Voorts staat vast dat het door betrokkene aangeschafte gehoorapparaat op grond van de Zvw en de daarop gebaseerde regelgeving is vergoed en dat die vergoeding door de ziektekostenverzekeraar van betrokkene slechts een deel van de kosten betrof. Op grond van de geldende regelgeving is bij het bepalen van de vergoeding een eigen bijdrage in mindering gebracht.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 19 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3009) worden de Zvw en daarop gebaseerde regelgeving voor de kosten van (para)medische zorg in beginsel als een aan de Wet werk en bijstand (WWB) voorliggende, toereikende en passende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de WWB beschouwd. Dat de zorgverzekeraar slechts een gedeelte van de kosten heeft vergoed, maakt, anders dan appellanten hebben betoogd, niet dat de aangeboden voorziening niet toereikend en passend is in de zin van de WWB. De eigen bijdrage in de kosten van de aanschaf van het gehoorapparaat is vastgesteld op basis van de op de Zvw gebaseerde regelgeving. Nu met deze eigen bijdrage een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten, staat artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB - ongeacht de noodzaak voor appellante van het door haar aangeschafte hoortoestel - aan toekenning van bijzondere bijstand voor deze eigen bijdrage in de weg.
4.3.
Wat onder 4.1 en 4.2 is overwogen betekent dat artikel 15, eerste lid, van de WWB aan de verlening van de gevraagde bijzondere bijstand in de weg stond.
4.4.
Artikel 16, eerste lid, van de WWB biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de WWB in hier bedoelde kosten bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Voor het aannemen van zeer dringende redenen dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808) is een acute noodsituatie aan de orde indien een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
4.5.
Niet in geschil is dat het voor betrokkene vanuit sociaal oogpunt noodzakelijk was dat zij over een adequaat gehoorapparaat beschikte. In de omstandigheid, zoals door appellanten naar voren gebracht, dat betrokkene zonder dit specifieke, door haar aangeschafte apparaat in een sociaal isolement zou hebben verkeerd, is echter geen zeer dringende reden gelegen zoals bedoeld onder 4.4. Hoewel, naar niet in geschil is, de situatie van betrokkene als psychisch zeer belastend kon worden beschouwd, was deze niet aan te merken als een acute noodsituatie. Voorts is niet gebleken dat de behoeftige omstandigheden waarin betrokkene verkeerde op geen enkele andere wijze was te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk was. Het college was dan ook niet gehouden om op grond van artikel 16, eerste lid, van de WWB de gevraagde bijzondere bijstand toe te kennen.
4.6.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.5 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van
M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
19 januari 2016.
(getekend) F. Hoogendijk
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD