ECLI:NL:CRVB:2016:203
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens schending inlichtingenplicht en onvoldoende bewijs financiële situatie
In deze zaak heeft appellant op 24 december 2013 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op 24 januari 2014 een voorschot van € 950,- toegekend. Echter, na een verzoek om aanvullende informatie op 27 maart 2014, heeft het college op 11 april 2014 de aanvraag afgewezen en het voorschot teruggevorderd. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant niet had aangetoond hoe hij in zijn levensonderhoud had voorzien voorafgaand aan de aanvraag. De rechtbank Amsterdam heeft de bezwaren van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij voldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie, waaronder leningen van familieleden en parttime inkomsten. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen hoe hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien. De bankafschriften toonden weinig transacties en de verklaringen van derden waren niet overtuigend genoeg. De Raad concludeert dat de schending van de inlichtingenverplichting door appellant het college verhinderde om het recht op bijstand vast te stellen, waardoor de afwijzing van de aanvraag terecht was.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat appellant geen zelfstandige gronden heeft aangevoerd tegen de terugvordering van het voorschot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 19 januari 2016.