ECLI:NL:CRVB:2016:2547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van vrijwillige ziekengeldverzekering met terugwerkende kracht en rechtszekerheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de vrijwillige ziekengeldverzekering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had zich op 11 maart 2012 aangemeld voor de vrijwillige verzekering met een gewenste ingangsdatum van 1 januari 2012 en een gewenst dagloon van € 191,-. Het Uwv heeft hem echter toegelaten met een dagloon van € 92,-, wat appellant niet accepteerde. Na een aantal betalingsherinneringen en een laatste aanmaning heeft het Uwv op 9 augustus 2012 de verzekering beëindigd per 7 augustus 2012, en later per 1 januari 2012. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en uiteindelijk hoger beroep ingesteld.
De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de beëindiging met terugwerkende kracht onjuist was en dat hij recht had op schadevergoeding. De Raad heeft overwogen dat het Uwv terecht de verzekering met terugwerkende kracht heeft beëindigd, omdat appellant had aangegeven de verzekering niet te willen tegen het lagere dagloon en hij had volhard in het niet betalen van de premie. De Raad concludeert dat er geen strijd is met de rechtszekerheid, omdat appellant nooit een verzekering tegen het lagere dagloon heeft gewild. De rechtbank heeft het beroep van appellant terecht ongegrond verklaard en het hoger beroep slaagt niet. Er is geen grond voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.