ECLI:NL:CRVB:2016:2553

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
15-3853 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verhoging van het persoonsgebonden budget wegens verblijf in een kleinschalig wooninitiatief

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante had een verzoek ingediend bij het Zorgkantoor om haar persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2013 te verhogen met € 4.000,- vanwege haar verblijf in een kleinschalig wooninitiatief. Het Zorgkantoor had dit verzoek afgewezen, omdat de woonsituatie van appellante niet voldeed aan de criteria voor een kleinschalig wooninitiatief zoals vastgelegd in de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij erop mocht vertrouwen dat het Zorgkantoor het bedrag van € 4.000,- zou toekennen, gezien de betrokkenheid van het Zorgkantoor bij haar woonsituatie. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een toezegging van het Zorgkantoor die gerechtvaardigde verwachtingen bij appellante heeft gewekt. De Raad heeft vastgesteld dat de woonsituatie van appellante niet voldeed aan de vereisten van de Rsa en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A.J. Schaap als voorzitter en J.P.A. Boersma en L.M. Tobé als leden, in aanwezigheid van griffier H.J. Dekker.

Uitspraak

15/3853 AWBZ
Datum uitspraak: 6 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
28 april 2015, 14/3428 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
VGZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.G.J. Spiekker, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2016. Voor appellante zijn verschenen haar vader [naam 1] en haar moeder [naam 2], bijgestaan door mr. Spiekker. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.L.P. van Unnik.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 8 maart 2013 heeft het Zorgkantoor op grond van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) aan appellante voor het jaar 2013 een netto persoonsgebonden budget (pgb) verleend van € 90.837,55. Dit bedrag is later verhoogd tot € 90.974,63.
1.2.
Bij besluit van 31 oktober 2013 heeft het Zorgkantoor het verzoek van appellante om het pgb voor 2013 te verhogen met € 4.000,- wegens het verblijf in een kleinschalig wooninitiatief afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 27 februari 2014 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar van appellante tegen het besluit van 31 oktober 2013 ongegrond verklaard. Hieraan heeft het Zorgkantoor ten grondslag gelegd dat de woonsituatie van appellante niet kan worden aangemerkt als kleinschalig wooninitiatief als bedoeld is in artikel 2.6.6, derde lid, van de Rsa, omdat niet is voldaan aan de criteria van artikel 1.1.1, aanhef en onder u, sub a en b, van de Rsa.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat zij er op mocht vertrouwen dat het bedrag van € 4.000,- aan haar zou worden toegekend. Het Zorgkantoor was al lange tijd betrokken bij het opzetten van haar woonsituatie en heeft ook aangegeven mee te willen werken aan de realisering ervan.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat dewoonsituatie van appellante niet voldoet aan de criteria van kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in artikel 2.6.6, derde lid, van de Rsa en artikel 1.1.1, aanhef en onder 4, sub a en b van de Rsa.
4.2.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Een beroep op dat beginsel kan volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld CRvB 7 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3805) alleen slagen als van de kant van het tot beslissen bevoegd orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. De gedingstukken bevatten geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het Zorgkantoor aan appellante heeft toegezegd dat het pgb zou worden opgehoogd met € 4.000,- vanwege haar woonsituatie. De verwijzing van appellante naar de beknopte notulen van de bijeenkomst project fam. Baijens en Ridelman van 19 augustus 2008, waarin staat dat R. Boumans van het Zorgkantoor bemiddeling toezegt vanwege de verandering van de ZZP-regelgeving met betrekking tot de pgb-verstrekking is daarvoor onvoldoende. Daarbij merkt de Raad op dat destijds nog geen sprake was van enige toeslag voor een kleinschalig wooninitiatief.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en J.P.A. Boersma en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) H. J. Dekker

NK