ECLI:NL:CRVB:2016:2783
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens onvoldoende toegenomen arbeidsongeschiktheid en medische grondslag
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die sinds 24 maart 2008 een loongerelateerde WGA-uitkering ontving vanwege arbeidsongeschiktheid door allergisch astma, COPD en gevolgen van dengue. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 6 augustus 2012 ongewijzigd minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn klachten en beperkingen zijn toegenomen, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de longklachten niet zijn toegenomen en dat de hartklachten geen aanleiding geven voor een wijziging van het eerder ingenomen standpunt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De Raad concludeert dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid is vastgesteld die voortkomt uit dezelfde oorzaak als waarvoor eerder een WIA-uitkering is toegekend. De uitspraak is gedaan op 22 juli 2016.