Uitspraak
14.1788 WWB, 14/1789 WWB
OVERWEGINGEN
BESLISSING
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.
Centrale Raad van Beroep
Op 2 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante. De zaak betreft de vraag of appellante duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot, A, en of het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom terecht de bijstand heeft ingetrokken en teruggevorderd. Appellante was sinds 6 mei 2004 ingeschreven op een adres en ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, nadat zij had gemeld dat A haar had verlaten. Echter, na een onderzoek door de gemeente Houten, dat werd gestart op basis van meldingen dat A bij appellante zou wonen, bleek dat appellante en A niet duurzaam gescheiden leefden. Het dagelijks bestuur heeft daarop de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en teruggevorderd, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank Midden-Nederland had de beroepen van appellante tegen de besluiten van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld. De Raad concludeerde dat het dagelijks bestuur ten onrechte had aangenomen dat de bankafschriften van A van belang waren voor de verlening van bijstand aan appellante. De Raad vernietigde het besluit van het dagelijks bestuur voor zover het de opschorting van de bijstand betrof, en herroept het besluit van 25 juli 2012. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak voor het overige en veroordeelde het dagelijks bestuur in de kosten van appellante voor verleende rechtsbijstand, tot een totaalbedrag van € 2.976,-.