ECLI:NL:CRVB:2016:3023
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag op basis van geen uitzicht op inkomensverbetering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor een langdurigheidstoeslag. Deze aanvraag werd afgewezen door het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen (RSD) Kromme Rijn Heuvelrug, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarde van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks zijn langdurig lage inkomen, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen uitzicht had op inkomensverbetering. De Raad oordeelde dat de keuze van de appellant om voor zijn ouders te zorgen, en niet om een studie te volgen, de reden was voor het gebrek aan uitzicht op inkomensverbetering. De rechtbank had eerder het beleid van het dagelijks bestuur niet onredelijk geacht, maar de Raad kwam tot de conclusie dat het beleid niet op een redelijke wijze was toegepast. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden, omdat de rechtbank niet had toegepast wat in artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald. De Raad oordeelde dat het besluit van het dagelijks bestuur niet op een draagkrachtige motivering berustte, maar dat de appellant door dit gebrek niet was benadeeld. De uitspraak benadrukt het belang van een individuele beoordeling van aanvragen voor langdurigheidstoeslag.