ECLI:NL:CRVB:2016:3201
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum van bijstand en toepassing van kortingen op basis van inkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had bij het UWV een aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, met als gewenste ingangsdatum 1 januari 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam kende bijstand toe vanaf 19 januari 2012, maar verlaagde deze met 30% vanwege inkomsten die de appellant had ontvangen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden. De appellant voerde aan dat zijn psychische gesteldheid hem verhinderde om zich eerder te melden voor bijstand, maar de Raad concludeerde dat uit de medische gegevens niet kon worden afgeleid dat hij niet in staat was om zich te melden. Daarnaast betwistte de appellant dat de giften van zijn ouders als inkomsten moesten worden aangemerkt, maar ook deze beroepsgrond werd verworpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.