ECLI:NL:CRVB:2016:3543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens te late machtiging in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een bezwaar dat niet-ontvankelijk is verklaard omdat de machtiging van de gemachtigde te laat is ontvangen. Appellante had zich op 7 oktober 2013 gemeld voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had op 10 oktober 2013 een aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe heeft de aanvraag op 27 februari 2014 afgewezen en de verstrekte voorschotten teruggevorderd. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar de machtiging van haar gemachtigde, B, werd pas op 24 april 2014 overgelegd, terwijl deze voor 22 april 2014 had moeten zijn ingediend. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de niet-ontvankelijkverklaring disproportioneel is, omdat zij hierdoor in financiële problemen is gekomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien B niet tijdig de vereiste machtiging heeft overgelegd. De Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en eerdere rechtspraak. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.