Uitspraak
OVERWEGINGEN
1 maart 2006 een zogenoemde E101-verklaring afgegeven die betrekking heeft op appellant. Appellant heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde ten tijde van belang in Nederland.
onder 4.3.1 omschreven overlegprocedure te starten, indien er – zoals in dit geding – nog een rechterlijke procedure loopt over de ingevolge de aanwijsregels toe te passen wetgeving. De Raad acht dit een geenszins onredelijk uitgangspunt, nu er hangende zo’n procedure nog geen duidelijkheid bestaat over de toe te passen wetgeving en nog onduidelijk is of het noodzakelijk is een regularisatieprocedure te starten teneinde het door een betrokkene gewenste resultaat te bereiken. In dit verband is mede het belang van rechtseenheid en rechtszekerheid in aanmerking genomen. Verder wordt opgemerkt dat het nut en doel van het opstarten van bedoelde overlegprocedure mede wordt bepaald door de uitkomst van lopende rechterlijke procedures over de ingevolge de aanwijsregels toe te passen wetgeving en de daarbij van belang geachte omstandigheden. In dit geding is niet gebleken van omstandigheden om in voor appellant begunstigende zin af te wijken van het door de Svb gehanteerde uitgangspunt. Het staat appellant vrij om opnieuw een regularisatieverzoek te doen indien en nadat er in de fiscale rechterlijke kolom een finaal negatief oordeel is gegeven over zijn vermeende recht op vrijstelling van premieheffing voor de volksverzekeringen. De Svb heeft beleidsregels vastgesteld aan de hand waarvan wordt beoordeeld of dergelijke verzoeken om met terugwerkende kracht alsnog regularisatieprocedures te starten al dan niet worden gehonoreerd.
BESLISSING
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.