ECLI:NL:CRVB:2016:3819
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en de ingangsdatum na beëindiging van Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ingangsdatum van bijstand voor appellante, die zich na beëindiging van haar Ziektewetuitkering had aangemeld voor bijstand. Appellante ontving eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en was na een ongeval met linkerschouderklachten uitgevallen. Na een besluit van het Uwv dat zij geen recht had op een WIA-uitkering, heeft zij zich ziek gemeld en een Ziektewetuitkering ontvangen, die later werd beëindigd. Appellante heeft op 3 augustus 2015 een aanvraag voor bijstand ingediend, met als gewenste ingangsdatum 11 juni 2015, de datum waarop haar ZW-uitkering eindigde. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de ingangsdatum van de bijstand vastgesteld op 3 augustus 2015, wat appellante niet accepteerde. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat volgens de wet bijstand in beginsel niet met terugwerkende kracht kan worden verleend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Appellante had niet onmiddellijk na de afwijzing van haar voorliggende voorzieningen om bijstand gevraagd, wat volgens de Raad een vereiste is om in aanmerking te komen voor terugwerkende kracht. De Raad concludeerde dat appellante niet tijdig had gehandeld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.