Uitspraak
OVERWEGINGEN
In hoger beroep heeft appellant erop gewezen dat de Raad op 30 juni 2015 uitspraak heeft gedaan in de ontslagzaak (ECLI:NL:CRVB:2015:2151). Appellant stelt zich op het standpunt dat gezien deze uitspraak er nu wel degelijk sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Volgens appellant is door deze uitspraak het ontslag, en ook het onderdeel dat ziet op de verwijtbaarheid van het ontslag, ongedaan gemaakt. Het Uwv heeft niet in redelijkheid kunnen besluiten om niet terug te komen van de weigering om appellant een WW-uitkering toe te kennen dan wel heeft gehandeld in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of met een algemeen rechtsbeginsel.
5.6. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is de bestuursrechter in het kader van de Awb alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen indien nog sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. De betrokkene zal belang hebben bij de beoordeling van zijn hoger beroep indien het resultaat dat hiermee wordt nagestreefd ook daadwerkelijk bereikt kan worden en het realiseren van dat resultaat voor hem feitelijke betekenis kan hebben. Ook zal procesbelang worden aangenomen indien de betrokkene stelt dat het bestreden besluit een rechtstreeks feitelijk gevolg heeft waarvan hij in een andere rechtsverhouding nadeel zal ondervinden en de in de voorliggende zaak te nemen beslissing voor het al dan niet intreden van dat gevolg beslissend is (uitspraak van 9 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:53).